De jaren rond 1980 stonden in het teken van de discussies rond Amersfoort-groeistad. De kwestie lokte felle protesten uit van de Vereniging tot Behoud van ‘t Hogeland, maar ook van verschillende linkse groeperingen die enerzijds de woningnood aanklaagden, maar tegelijkertijd terugschrokken voor de uiterste consequentie daarvan: een bouwopgave van duizenden woningen ten noorden van Amersfoort. Het ging er soms heftig aan toe: in september 1979 verwijderde de politie met grof geweld actievoerders uit de raadszaal, waarbij ook raadsleden en een wethoudersvrouw in de verdrukking kwamen.
Het groeistadbesluit (1981) had grote consequenties voor het geplande industrieterrein De Hoef. De in het besluit voorziene bouw van vijftienduizend woningen impliceerde een forse werkgelegenheidsimpuls. Zo niet, dan zou de groeistad nieuwe stromen woon-werkverkeer of een torenhoge werkloosheid genereren. Zestienduizend arbeidsplaatsen waren nodig en men hoopte een groot deel daarvan zo snel mogelijk op De Hoef te realiseren.
De plannen voor De Hoef kwamen vervolgens in een stroomversnelling. Ook het stelsel van toegangswegen werd spoedig uitgewerkt. Het industrieterrein moest van drie kanten worden ontsloten: via de Noordelijke Rondweg, via de Weg van de Vrijheid en via het Hoevelakentracé (een afrit van de A 1 op het grondgebied van Hoevelaken).
De drie toegangswegen van De Hoef: de Noordelijke Rondweg, het Hoevelakentracé en de Weg van de Vrijheid. Bron: O. van den Bor, Concurrentiestrijd tussen Amersfoort en Leusden (scriptie, Leusden 1985), 12
Een vuilverbranding als buurman
Van 15 december 1983 tot 16 januari 1984 lag het ontwerp-bestemmingsplan De Hoef ter inzage op het stadhuis. Roelie Norp: “Ik las een stuk in de krant, dat het bestemmingsplan voor De Hoef klaar was. Er zouden allerlei vervuilende en overlastbezorgende bedrijven komen. Het ergste was wel een vuilverbranding. Stel je voor, net naast onze nieuwe wijk, maar ook vlakbij Schothorst en Zielhorst, waar toen ook al vergevorderde plannen voor waren. Er waren op dat moment nog vijf dagen om bezwaar te maken. Ik wist helemaal niet hoe dat moest, dacht dat er advocaten en dergelijke aan te pas kwamen. Na wat heen en weer bellen bleek dat niet het geval. Ik maakte op een A-4tje een protestbrief en verspreidde die in de wijk. Dat bracht het balletje aan het rollen. Het leverde op de valreep nog zo’n 700 (om precies te zijn: 778, AS) bezwaarschriften tegen het bestemmingsplan op.”
Toen het antwoord van de gemeente op de bezwaarschriften in de bus viel, was ondertussen een groepje mensen uit de wijk gemobiliseerd, die zich de VerontRustenburgers noemde. Het groepje bestond aanvankelijk uit Jan van den Berg, Dick Florijn, Rudi Gnirrep, Roelie Norp, Riekje Hoffman en Ton de Kruif. Laatstgenoemde was voordien al actief geweest in de Vereniging ‘Beter wonen in Liendert en Rustenburg e.o’, die zich in de voorgaande jaren in het dossier had vastgebeten.
Nachtwerk
Na enkele jaren plaatste het mannelijk deel van de VerontRustenburgers zich wat meer op de achtergrond; zij konden werk en actie niet langer combineren. Riekje Hoffman herinnerde het zich nog levendig: “Het was vaak nachtwerk. Dat begon met de lange avonden in de raadzaal, wachtend tot we aan de beurt waren om in te spreken. Dan volgde nog een nabespreking: wat was er nu allemaal precies besproken en beslist was en wat moest daarop onze volgende stap zijn? Soms waren we pas om een of twee uur ‘s nachts thuis. En dan was het nog gebruikelijk om tot een uur of drie stukken heen en weer te bellen en faxen. Onze echtgenoten lagen dan al lang op één oor.”
Zo trokken Roelie Norp en Riekje Hoffman de kar, aangevuld met Donna Barbillion. Donna woonde als enige van de actievoerders aan de rand van de wijk, dicht bij De Hoef, en was daarom in de verschillende procedures de meest direct belanghebbende. Dat was relevant, omdat de groep geen rechtspersoon was, maar ‘slechts’ een werkgroep van verontruste burgers. In elke procedure moesten zij aantonen dat zij in hun directe belang geschaad werden.
Wat waren die directe belangen? De VerontRustenburgers richtten zich in hun bezwaarschriften op de overlast die zou ontstaan door de bedrijven op De Hoef en van het verkeer: met name de geluidsoverlast, luchtvervuiling en stank. Maar in eerste instantie hield de Weg van de Vrijheid de gemoederen bezig. De VerontRustenburgers schaarden zich aan de zijde van de Vereniging ‘Beter Wonen in Rustenburg, Liendert en omgeving’ in hun inspanningen het laatste stukje weg dat nog ontbrak (de tunnelbak onder het spoor) en de verbreding van de weg tot een vierbaansweg te voorkomen. Want inmiddels was duidelijk dat van de Weg van de Vrijheid elke dag 20.000 motorvoertuigen (de gemeente was in 1975 nog uitgegaan van 500 motorvoertuigen!) gebruik zouden maken en een lawaai produceren van 68 decibel, veel meer dan volgens de Wet Geluidshinder (1982) was toegestaan.
Reacties op het stadhuis
De VerontRustenburgers stuitten aanvankelijk op een muur van wantrouwen en onbegrip bij de ambtenarij en de politiek. Weinig mensen op het stadhuis waren bereid om water bij de wijn te doen. Alleen wethouder Asselbergs van ruimtelijke ordening kon wel begrip voor de VerontRustenburgers opbrengen, vanuit zijn eigen verleden als actievoerder.
In het ambtelijk apparaat heerste echter een minder vriendelijke sfeer. Vooral de civiel-technische ambtenaren moesten weinig hebben van de inbreng van ‘leken’. Riekje: “Ik heb ambtenaren meegemaakt die hardop zeiden: ‘Met burgers hebben we niets te maken. Wat moeten we met die huisvrouwen, waar bemoeien ze zich mee? Wij hebben het altijd zò gedaan, waarom moet het nu anders? Op grond van wat?’ Andere ambtenaren, die wel begrip voor ons standpunt hadden, durfden daar niet voor uit te komen. We liepen ooit eens door de gang in het stadhuis, toen een ambtenaar ons in het voorbijgaan snel iets toevoegde, in de trend van ‘doorgaan zo’. Zo’n steunbetuiging durfde hij niet in het bijzijn van collega’s of zijn chef te uiten. En dan was er ook een groep die dacht: met die lui kun je niet gewoon praten, die zijn overal tegen, die willen helemaal niets. Achteraf gezien wel een beetje begrijpelijk. We konden heel fel zijn, hoewel we altijd probeerden ‘on speaking terms’ te blijven. Dat betekent ook, dat je moet kunnen inleveren. Je streeft naar 100 %, maar met 80 % ben je ook blij. Zelfs met 60 % heb je nog altijd meer bereikt dan niets.”
De gemeente had aanvankelijk een informatievoordeel en probeerde dat zoveel mogelijk te benutten. Maar de actievoerders zorgden dat zij die kennisachterstand snel inhaalden. Ze verdiepten zich in de materie van de ruimtelijke ordening en de milieuwetgeving en wanneer het echt te ingewikkeld werd zochten zij hulp bij het Planologisch Adviesbureau van de TH Eindhoven en de Wetenschapswinkel van de Universiteit Utrecht. Ook schakelden zij in de loop der jaren verschillende onderzoeksinstellingen in om de precieze overlast te meten: van het lawaai van de bedrijven op De Hoef, veroorzaakt door afzuiginstallaties of productieprocessen, van de draaiende motoren van vrachtwagens bij distributiebedrijven of van de weerkaatsing van het geluid van de treinen door de gevelwanden op De Hoef. Verder bepleitten zij hun zaak in gesprekken met Rijkswaterstaat en benaderden gemeenteraads- en proviciale statenleden.
Maar aanvankelijk kregen ze nul op het rekest. Op 29 mei 1984 nam de gemeenteraad het bestemmingsplan De Hoef aan zonder essentiële wijzigingen op de ‘pijnpunten’. Er zat niets anders op dan bij de provincie bezwaar aan te tekenen tegen het bestemmingsplan. Precies 1248 bezwaarschriften vielen op de mat in het provinciehuis.
De kogel door de kerk
Bij gemeente Amersfoort begon ondertussen iets te bewegen. Na een chaotisch verlopen hoorzitting op 29 november 1984 kwamen er gesprekken op gang tussen gemeente en bewoners. Dit resulteerde op 29 maart 1985 in een onverwachte wending. Roelie: “We kregen een telefoontje van de gemeente, of we binnen twee uur naar het stadhuis wilden komen. Daar zaten de wethouders Asselbergs en De Bruijn ons op te wachten. Ze vertelden ons dat het college had besloten dat de Weg van de Vrijheid niet zou worden aangelegd. Ik weet nog dat we toen lang gesteggeld hebben over de vraag, of en hoe we dat zwart op wit konden krijgen. Want het vertrouwen was nog lang niet zodanig dat we de heren op hun blauwe ogen geloofden. Uiteindelijk kregen we onze zin en werd een copie van het collegebesluit gemaakt. Op de copie werden ook nog een aantal afspraken vastgelegd, waarna de wethouders dit alles met hun parafen ondertekenden.“
Wethouder Emile de Bruijn neemt een roos in ontvangst van Roelie Norp. Riekje Hoffmann kijkt toe. Foto: Riekje Hoffman
Gemeente kiest eieren voor z'n geld
Waarom deze ommezwaai bij de gemeente? Een belangrijke reden was ongetwijfeld het gevoel van urgentie dat zich meester had gemaakt van het stadhuis. Een oplossing voor de ontsluiting van De Hoef was dringend gewenst. Dit niet alleen omdat de woningbouw inmiddels gestart was (en er dus werkgelegenheid gecreëerd moest worden), maar ook omdat Leusden in die tijd bezig was met een eigen bedrijventerrein – De Horst – waardoor De Hoef achter het net dreigde te vissen. Bedrijven die het gedoe rond het Amersfoortse terrein zat waren, konden in Leusden terecht. Bovendien was langzamerhand de vrees gerechtvaardigd dat Gedeputeerde Staten niet akkoord zouden gaan met de verdubbeling van de Weg van de Vrijheid tot vier banen, zodat er dan opnieuw vertraging op zou treden.
Ten slotte kan men zich afvragen of Amersfoort wel zo overtuigd was van de noodzaak van de weg als het stadhuis in het openbaar placht te verkondigen. De gemeente Amersfoort verrichtte diverse malen onderzoek naar alternatieven. Al in 1980 verscheen een vergelijkende studie waarin de Weg van de Vrijheid weliswaar als beste uit de bus kwam, maar men toch een alternatief via Hoevelaken in reserve hield. Wanneer dit Hoevelakentracé er zou komen, zou de Weg van de Vrijheid tweebaans kunnen blijven. Het probleem was echter dat gemeente Hoevelaken dat tracé helemaal niet wilde. Zo werd het tracé niet opgenomen in het ontwerp-structuurplan van de gemeente Hoevelaken (1982) en ook nadien stelde de gemeente Hoevelaken zich weigerachtig op. Vandaar dat de gemeente in 1984 verder zocht naar alternatieven voor de Weg van de Vrijheid.
De ommezwaai kwam desondanks onverwacht. ‘Verontrust’ gingen de Rustenburgers het stadhuis in, ‘onthutst’ kwamen ze eruit, zoals de Amersfoortse Courant van 1 april 1985 het formuleerde. Het nieuws werd direct wereldkundig gemaakt, uit angst dat de gemeente op zijn gegeven woord terugkwam. Er lag op dat moment alleen een toezegging en nog geen raadsbesluit, terwijl het bestemmingsplan De Hoef – met de Weg van de Vrijheid daar nog in – ter beoordeling lag op het provinciehuis. De VerontRustenburgers bleven ook na de bijeenkomst op hun hoede. Het verlossende woord kwam na twee-en-een-halve maand wachten: 18 juni 1985 deed de provincie uitspraak. De tunnelbak werd opnieuw afgekeurd; de Weg van de Vrijheid als ontsluitingsweg voor De Hoef was definitief van de baan.
Er is altijd een andere weg mogelijk
Maar wat nu? De Hoef moest op de een of andere manier toch ontsloten worden. Roelie: “Die uitspraak van de provincie was zo definitief, dat wij direct in de gaten hadden, dat ook de gemeente hierdoor verrast moest zijn. Ik heb direct een paar kruidkoeken gebakken en deze hebben we naar de afdeling verkeer gebracht met de mededeling: ‘wij zijn heel erg blij met deze uitspraak, maar we beseffen dat voor jullie het werk opnieuw moet beginnen en dat willen we op deze manier verzachten. We begrijpen heel goed jullie frustratie.’ Op het stadhuis pakten ze dat gebaar heel goed op.”
Want de VerontRustenburgers hadden alternatieven voor de Weg van de Vrijheid klaar liggen en deze werden nu met de gemeente doorgesproken. De alternatieven grepen terug op de oude Gordelweg langs de A 28 en wel in drie varianten: (i) een vierbaansweg aan de kant van Rustenburg (het Rustenburgtracé), (ii) een vierbaansweg aan de kant van de Wieken (het Wiekentracé), of (iii) een tweebaansweg aan beide kanten van de A28.
Het Wiekentracé werd verworpen vanwege de hoge kosten voor de benodigde viaducten over het spoor en de A 28. De keuze viel op optie i: een vierbaansweg die achterlangs de wijk voerde, de huidige Outputweg. Met name bewoners die dicht langs de weg woonden, waren niet gelukkig met deze variant; 'een min of meer gedwongen keuze' was hun gevoelen.
Maar de keuze bood verschillende voordelen. Het Rustenburgtracé weerde het verkeer uit de woonwijken en leverde minder geluid en stank op dankzij een ononderbroken geluidswal (de wal langs de Weg van de Vrijheid zou vanwege de verschillende kruisingen onderbroken worden, zodat de geluidswering minder effect had). Bovendien maakte de weg het mogelijk het regionale verkeer en het verkeer over de rijkswegen goed van elkaar te scheiden. Verder zou het Rustenburgtracé onderdeel kunnen worden van een nieuwe verbindingsweg tussen het bedrijventerrein bij Leusden, het terrein De Hoef en het terrein Calveen (die verbindingsweg is er overigens nooit gekomen).
Ten slotte vergrootte deze optie het draagvlak voor geluidsisolerende maatregelen. Door de aanleg van het Rustenburgtracé moest de toenmalige geluidswal als afscherming voor de A28 wijken. Tussen de Outputweg en de wijk Rustenburg werd een nieuwe geluidswal van twee tot vier meter hoog aangelegd en tussen de Outputweg en de A 28 een geluidscherm van drie meter hoog. Dit scherm diende niet alleen om het geluid tegen te houden, maar ook om de overlast (het licht bij nacht) van het tegemoetkomend verkeer op de Outputweg te beperken. Tenslotte is er op de A 28 geluiddempend (open) asfalt aangelegd.
De opening van de Outputweg. Foto: Riekje Hoffman
Dit alles had nog heel wat voeten in de aarde. Lange tijd hield Rijkswaterstaat de nieuwe, vervangende geluidsschermen langs de rijksweg bij Rustenburg tegen. Uiteindelijk heeft de gemeente Amersfoort het vervangende scherm langs de A28 voorgeschoten. Pas midden jaren ’90 werd de Outputweg officieel geopend.