Het is, zwak uitgedrukt, merkwaardig dat er in Leusden helemaal niets herinnert aan het feit dat Nederlands belangrijkste dichter, Gerrit Achterberg, er de laatste negen jaar van zijn leven heeft gewoond. Er gestorven is. En er op Rusthof begraven ligt.
Terwijl iedere zichzelf respecterende gemeente vandaag de dag zijn stinkende best doet om toeristen en recreanten te lokken met uitgekiende marketingprogramma’s rond zogeheten usp’s, laat Leusden een van zijn grootste unique selling points geheel onbenut. Het is alsof Amersfoort naar buiten toe zou stilhouden de geboortestad te zijn van Johan van Oldenbarneveld en Piet Mondriaan.
Dat Gerrit Achterberg de grootste, of in ieder geval een van de grootste dichters van ons land is, is onomstreden. Van zijn bundels en zijn Verzameld Werk zijn vele honderdduizenden exemplaren verkocht en hij is voor zijn werk onder (veel) meer gelouwerd met de PC Hooftprijs. Wie gedichten wil lezen van deze ‘dichter van het doodsmysterie’ zoals een collega hem indertijd noemde, zoeke op internet of, beter nog, in de boekhandel.
Hij is in 1905 in Langbroek (bij Doorn) geboren in een streng protestants gezin, en hij wist al vroeg van zichzelf dat hij schrijven moest. In de in 1988 verschenen biografie van Wim Hazeu valt uitgebreid te lezen hoe zwaar de strijd was die Achterberg moest leveren om zich los te maken van zijn milieu en hoe moeizaam de weg naar succes was. Zijn belangrijkste tegenstander was hij zelf: zijn geslotenheid, zijn onbeheersbare driften, zijn twijfels.
In 1937 schoot hij in een vlaag van verstandsverbijstering in Utrecht zijn hospita dood en hij verwondde haar dochter ernstig. Beiden hadden een relatie met hem afgewezen. Voor deze misdaad heeft hij vele jaren in gevangenissen en gesloten gestichten doorgebracht. Zijn vele literaire vrienden hebben hun niet geringe invloed aangewend om de straf omgezet te krijgen in een soort vrijheid-onder-curatele. Dat tbr-regime bestond nog toen hij zich met zijn vrouw Cathrien in mei 1953 in Leusden vestigde. Aan het Molenhoekje, nummer 3. Achter wat nu restaurant Bavoort is.
Een huisje in aanbouw
Gerrit schreef erover aan een vriend: ‘Intussen is het gelukt een huis te vinden in Leusden bij Amersfoort, dat binnen ons bereik lag door alle eindjes aan elkaar te knopen. Het is een huisje in aanbouw, erg gunstig gelegen aan de bus Amersfoort – Arnhem.’
Het Molenhoekje nr 3 nu. Het huis van Gerrit Achterberg is afgebroken en vervangen door nieuwbouw.
Uit Hazeu’s biografie, waaraan ook bovenstaand citaat ontleend is, blijkt dat de dichter absoluut niet wilde dat in Leusden bekend zou worden wat hij op zijn kerfstok had. Niemand mocht weten dat hij de dichter Gerrit Achterberg was. Zijn vrienden wisten zelfs kranten die van plan waren bepaalde dingen over Achterberg te schrijven, ervan te overtuigen dat niet te doen, want dat zou het creatieve proces van deze literaire reus alleen maar verstoren.
Hij fietste twee keer per week naar de bibliotheek in Amersfoort om in de leeszaal romans te lezen. Zijn lidmaatschapskaart stond, onthulde Hazeu, op naam van J.C. van Baak. Hij ging ook steeds naar een andere kapper om te voorkomen dat er te intieme gesprekken zouden plaatsvinden.
Hij was 48 jaar toen hij in Leusden kwam wonen, en 57 toen hij er stierf. In die tijd heeft hij zeventig gedichten geschreven, goed voor drie bundels. Veel grootheden uit de literaire wereld van toen kwamen bij hem over de vloer, zoals Harry Mulisch (’t Is van ’t station A’foort ±7 minuten met de Arnhemse bus; uitstappen halte Bavoort’, scheef Gerrit aan Harry), Victor van Vriesland, Ed. Hoornik, Simon Vestdijk. Ook Marga Minco kwam er vaak met haar man Bert Voeten. Minco’s ouders en broer hadden er niet ver vandaan in Amersfoort gewoond voordat ze gedeporteerd en vermoord werden.
Zijn laatste woorden
Achterberg nam rijles in Amersfoort en slaagde meteen voor de eerste keer. Dat maakte het voor hem en Cathrien mogelijk om vaker vrienden elders, vooral in Amsterdam, te bezoeken. Toen ze op vrijdag 12 januari 1962 terugkeerden van zo’n tripje stopte hij voor de garage van het huis. Uit het boek van Hazeu: Cathrien stapte uit en vroeg: ‘Zal ik wat aardappelen opbakken?’ Gerrit antwoordde: ‘Ja, maar niet te veel.’ Het waren zijn laatste woorden, hij stierf in de auto, nog voor hij deze in de garage had geparkeerd.
Hij werd opgebaard in zijn kamer, en op maandag 22 januari vanuit Molenhoekje 3 begraven op Rusthof, in aanwezigheid van tal van vooraanstaande poëten en schrijvers. Op zijn graf staat een van zijn eigen dichtregels:
Van dood in dood gegaan, totdat hij stierf.
De namen afgelegd, die hij verwierf.
Behoudens deze steen, waarop geschreven:
De dichter van het vers, dat niet bedierf.
Op Rusthof liggen de dichter en zijn vrouw begraven. Foto Gerda Kalmann
Zou het te veel gevraagd zijn als er bij Molenhoekje 3 iets van een gedenkplaatje komt? Of wil Leusden deze grote dichter met een doodslag op zijn geweten het liefst blijven doodzwijgen?
Laten we het Molenhoekje dan omdopen in het Vergetelboekje.