tags:
2 reacties

Het Amersfoorts slavernijverleden roept vooral vragen op

door addy schuurman
13 juli 2020om 21:39u

In de Amersfoortse gemeenteraad van 14 juli komt een motie aan bod van de PvdA, van de lijst Sanders en de lijst Molenkamp. Onder het motto ‘de geschiedenis ligt op straat’ vragen de opstellers de gemeente onderzoek te doen naar verwijzingen naar controversiële historische personen in de openbare ruimte in Amersfoort. Dat roept de vraag op: hoe zit het nu eigenlijk met het Amersfoortse slavernijverleden? Waren er Amersfoorters die hun geld met de slavernij verdienden?

Sinds enkele maanden zijn de slavenregisters van de Surinaamse plantages in te zien via internet. De informatie online is bedoeld om zwarte mensen de mogelijkheid te bieden hun voorouders op te zoeken. Maar tegelijkertijd komt er ook veel informatie vrij over hun ‘bazen’, de plantagehouders en particulieren die huisslaven hielden.

De slavenregisters vormen niet één duidelijke bron, maar bestaan uit diverse verzamelingen. Een van die verzamelingen is het register van de Vrijverklaring van 1863 – waarbij dus de slavernij werd afgeschaft. In dit register zijn minstens vijf eigenaren terug te vinden die rond het jaar 1863 in Amersfoort woonden. De zinsnede ‘minstens vijf eigenaren’ wordt hier nadrukkelijk vermeld, omdat de meeste plantagehouders dicht bij hun plantage woonden, met name in Paramaribo en omstreken. Die stad moet een sociaal leven hebben gehad dat in veel opzichten leek op het leven in Charleston, zoals Annejet van der Zijl dat in het recent verschenen boekenweekgeschenk ‘Leon & Juliette’ zo treffend heeft geschilderd. De afkomst van deze plantagehouders is vooralsnog grotendeels onbekend. We weten dus ook niet hoeveel mensen ooit uit Amersfoort en omstreken naar Suriname zijn vertrokken om in de slavernij of op een plantage hun geld te verdienen.

Amersfoortse slavenhouders

Voorlopig zijn er dus vijf Amersfoortse connecties geïdentificeerd. Zij ontvingen compensatie voor de vrijmaking van hun slaven, te weten tweehonderd gulden per slaaf. Hun namen: Simon Prince, Johanna Albertina Spiering, Gerard du Cloux, Hendrik Jan Marie Barchman Wuytiers en Antonia Catharina Schimmelpenninck. Een zesde connectie, het Fonds ‘W.G. Deutz’, had alleen een Amersfoorts postadres; het was een van oorsprong Amsterdams fonds.

Tussen de genoemde namen vallen onmiddellijk die van Barchman Wuytiers en Schimmelpenninck op; telgen uit adelijke geslachten die beiden een Amersfoortse burgemeester hebben geleverd. H.J.M. Barchman Wuytiers was de vader van de latere burgemeester, maar Antonia Catharina Schimmelpenninck was – voorzover was na te gaan – geen naaste familie van de latere burgemeester Francis David Schimmelpenninck. Het staat wel vast dat Antonia – evenals Francis David – in de hoogste bestuurlijke kringen verkeerde. Zij was immers getrouwd met J.W. Blanken, die enige tijd als generaal-majoor aan het garnizoen van Amersfoort was verbonden en die bovendien van 1862-66 Minister van Oorlog was in het kabinet-Thorbecke.

Gebrek aan informatie

Nu is natuurlijk het grote probeem hoe we naar dit lijstje namen moeten kijken. En hoe moeten we deze mensen beoordelen? Wat een eerlijk oordeel vooral parten speelt is een gebrek aan informatie. Een voorbeeld kan dit duidelijk maken.

Simon Prince was een majoor bij de genie in Amersfoort  en bezat met drie andere familieleden vijftien slaven op Curaçao. Zijn broer bekleedde daar hoge rechterlijke functies. Het beperkt aantal slaven, waarover de familie beschikte, lijkt erop te wijzen dat het hierbij vooral om huispersoneel ging. Dat werd over het algemeen redelijker behandeld dan de arbeiders op de plantages (een kok moet je geen aanleiding geven om vergif aan de maaltijd toe te voegen). Het viertal verklaarde drie jaar voor de vrijmaking, op 9 augustus 1860, een slavenmeisje vrij: Alice Theodosia, de drie maanden oude dochter van slavin Alphonsina Dominga. Naar de reden kunnen we alleen maar gissen. Was dit een daad van menslievendheid? Of was de dochter misschien wel – al dan niet met geweld - verwekt door de broer van Simon Prince en wilde deze niet dat zijn buitenechtelijke dochter als slavin zou opgroeien? We weten het niet, maar het is duidelijk dat de eerst optie een heel ander licht werpt op de familie Prince als slavenhouders dan de tweede.

Makkelijk oordelen

Het zou gemakkelijk zijn, wanneer we zouden kunnen zeggen: die mensen waren slavenhouders, dus per definitie waren zij fout. Maar is dat niet te gemakkelijk geoordeeld? De slavernij roept allerlei vragen op die onmogelijk zijn te beantwoorden. De individuele verantwoordelijkheid is zo’n vraagstuk. Het is vrijwel ondoenlijk de verantwoordelijk c.q. het gedrag van deze vijf mensen te beoordelen. Hoe werden de slaven op hun bezittingen behandeld? We weten het niet, maar het moge duidelijk zijn dat het leven op de ene plantage beter was dan op de andere. Sommige slavenhouders gingen uit van dwang en terreur om hun slaven tot productie te bewegen, maar er waren natuurlijk ook plantagehouders die beseften dat een fatsoenlijke behandeling tot betere resultaten leidde. De balans tussen beide; we weten het niet.

In verband met ‘onze vijf Amersfoorters’ mag men ook de vraag stellen: mag men het eventuele wangedrag van opzichters ter plekke aan de eigenaren toerekenen, zeker wanneer die eigenaren aan de andere kant van de wereld woonden? Wie het weet, mag het zeggen.

Slavenkamp_Suriname_1860 - kopie.jpg

Slavenkamp in Suriname anno 1860. Rijksmuseum Amsterdam

Misdaad tegen de menselijkheid

Zelfs als je uitgaat van een collectieve verantwoordelijkheid blijven er onopgeloste problemen. Er is geen twijfel mogelijk: de slavernij heeft abjecte kanten. Het principe dat mensen eigendom zijn van andere mensen, waarmee je naar goed- of slechtdunken kunt doen en laten wat je wilt; dat principe is verwerpelijk. De slaven mochten zelfs hun eigen naam niet uitkiezen. Bij het doornemen van de eindeloze reeksen Hollandse namen wordt pijnlijk duidelijk hoe de slaven van hun Afrikaanse identiteit en verleden werden ontdaan. Die banden werden met dwang doorgesneden. De Surinaamse slaven kregen een identiteit opgedrongen die niet de hunne was. Tegenwoordig zou men dit kwalificeren als een misdaad tegen de menselijkheid.

Tegelijkertijd blijven er ook allerlei moeilijk te beantwoorden vragen aan de slavernij kleven. De materiële omstandigheden waarin de slaven woonden en werkten, waren die nu zoveel slechter dan de omstandigheden waarin de armen in de westerse wereld leefden? Op een plantage was een slaaf vrijwel elke dag verzekerd van een maaltijd en een dak boven zijn of haar hoofd; menig proletariër in een grote Europese stad had die zekerheid niet; integendeel, hij moest elke dag om werk en een stuk brood bedelen en hopen dat hij aan het eind van de week de huur van zijn kamer kon betalen.

Slaven of koelies, het is lood om oud ijzer

En verdienen ook de opvolgers van de slaven, de contractarbeiders die na de afschaffing van de slavernij het werk overnamen, niet veel meer onze aandacht? Na de afschaffing van de slavernij werd immers ‘de vrije arbeid’ ingevoerd. Vrije arbeid die vooral rechteloos was – staken was verboden en zo ook organisatie om aan lotsverbetering te doen. De positie van de koelies - Javanen, Hindoestanen en Chinezen – in Suriname en in Indonesië na de afschaffing van de slavermij was vergelijkbaar met de positie van de slaven. Gebonden aan soms langdurige contracten werden zij mishandeld en uitgebuit. En als het contract van de koelies was afgelopen en zij niet meer nodig waren, werden ze van de plantage geschopt onder het motto: ‘zoek het maar uit’.

Heel veel aandacht gaat nu uit naar het slavernijverleden. Een eerste indruk – maar die kan bij nader inzien bedriegen! – is dat Amersfoortse bewoners geen grote rol hebben gespeeld in het Nederlandse slavernijverleden. Hoe anders is dat echter, als het gaat om de misdaden die gepleegd zijn in het koloniaal rijk na 1870, in de periode waarin het ‘vrije ondernemerschap’ alle perken te buiten ging. Het was juist voor de groep ondernemers en hoge bestuursambtenaren die in deze tijd hun kapitaal vergaarden, dat in Amersfoort het Bergkwartier werd ontwikkeld. Hoeveel van deze nieuwe Amersfoorters zich in Suriname en Indonesië hebben misdragen is niet bekend, maar het is meer dan een enkeling, dat staat wel vast.

En o ja, er is ook nog een gouverneur van Suriname, wiens beleid wellicht een onderzoek waard is: T.A.J. van Asch van Wijck, burgemeester van Amersfoort van 1883-1891 en van 1900-1901.

bronnen

De slavenregisters zijn te vinden via de link:
https://www.nationaalarchief.nl/onderzoeken/zoeken?activeTab=nt_legacy&searchTerm=slavernij

De Amersfoortse slavenhouders zijn te vinden via de link:
https://www.nationaalarchief.nl/onderzoeken/index/nt00341?searchTerm=slavernij

Over de behandeling van koelies en contractarbeiders na de afschaffing van de slavernij: J. Breman, Koelies, planters en koloniale politiek (Dordrecht 1987)

(maak u bekend met uw volledige naam)

opmerkingen

Steun de Stadsbron!

U steunt ons met een gift via IDeal al met een bedrag vanaf 2 euro per artikel.

Draag bij!